18 mei 2017

De introductie van dure technologie in de zorg

CPB: Overheid zorg voor meer kennis over dure technologie in de zorg

Persbericht
Bij de introductie van nieuwe technologie in de zorg is er vaak te weinig informatie over de te behalen gezondheidswinst en de kosten. Hierdoor is onduidelijk of we waar voor ons geld krijgen als behandelingen met nieuwe apparaten in het zorgverzekeringspakket vallen. Er zijn nu weinig prikkels voor partijen in de zorg om meer gegevens over de effectiviteit te verzamelen. Dat komt doordat een nieuwe behandelmethode nu zonder bewijs over de effectiviteit in het pakket kan komen. De overheid kan maatregelen nemen om de prikkels voor het verzamelen van bewijs te vergroten. Met meer informatie kan zij een niet- of weinig kosteneffectieve behandelmethode buiten het zorgverzekeringspakket houden en zo op lange termijn de stijging van de zorguitgaven, en dus de premies, beperken zonder dat dit ten koste gaat van de kwaliteit.

Dit schrijft het Centraal Planbureau vandaag in het onderzoek ‘De introductie van dure technologie in de zorg’.

De overheid kan maatregelen nemen om beter onderbouwde beslissingen over de nieuwe, dure technologie te stimuleren. Er kan bijvoorbeeld een meldplicht komen zodat duidelijk is welke nieuwe technologie gebruikt wordt, er kan betere informatie beschikbaar komen door meer internationale samenwerking van overheden en zorgaanbieders en de overheid kan eisen dat fabrikanten en aanbieders de meerwaarde van de nieuwe apparaten aantonen. Om onderzoek naar de meerwaarde van de nieuwe technologie te ondersteunen, kan deze tijdelijk worden vergoed. Die vergoeding kan dan worden betaald buiten het verzekerde pakket en tegen dezelfde prijs als de bestaande goedkopere standaardbehandeling.

Nieuwe technologie kan voordelen hebben, maar er bestaat nu geen vaste toets of een nieuwe technologie (kosten)effectief is. Hierdoor komen nieuwe behandelingen snel in aanmerking voor een vergoeding. Zo kan het gebeuren dat zorg met een nieuwe technologie wordt vergoed die meer kost dan bestaande behandelmethoden, maar niet effectiever is. Het onderzoek is gericht op technologieën waarbij een omvangrijke investering nodig is die niet gemakkelijk teruggedraaid kan worden (zoals bij protonentherapie). Het risico bestaat dan dat aanbieders veel geld steken in een technologie die achteraf niet kosteneffectief blijkt te zijn en ook niet verkocht kan worden of alleen met aanzienlijk verlies. In dat geval had met hetzelfde geld meer gezondheidswinst behaald kunnen worden als het anders besteed was.

Lees ook het bijbehorende achtergronddocument.

Lees ook het bijbehorende achtergronddocument.

Voordat een nieuwe technologie in het verzekerde pakket komt, vindt niet standaard een toetsing plaats op de (kosten)effectiviteit  van deze technologie door bijvoorbeeld het ministerie van VWS of het Zorginstituut Nederland. Voor verzekeraars, overheden en toezichthouders is het lastig om niet-kosteneffectieve technologie van de markt te weren. Daarvoor hebben deze belanghebbenden veel concrete informatie nodig over de effecten van de nieuwe technologie, zoals de te behalen gezondheidswinst, de vraag en de kosten. Die informatie is er vaak niet. Bovendien dreigt, wat economen noemen, moreel gevaar: zorgaanbieders, specialisten en patiënten dragen niet de (volledige) financiële gevolgen van de invoering van de nieuwe technologie, maar hebben wel voordeel van een eventuele toename van de effectiviteit van de behandeling. Dit zorgt voor een versterkte prikkel bij fabrikanten om technologie, waarvan de kosteneffectiviteit onduidelijk is, toch te ontwikkelen en op de markt te brengen.

Bij het maken van beleid over de introductie van nieuwe technologie moet de overheid rekening houden met onzekerheid over de (kosten)effectiviteit en met moreel gevaar bij marktpartijen. Deze policy brief beschrijft verschillende maatregelen die de overheid kan nemen in relatie tot de introductie van nieuwe technologie waarvoor een omvangrijke investering nodig is die niet gemakkelijk kan worden teruggedraaid, maar waarvan de kosteneffectiviteit onduidelijk is. Voorbeelden hiervan zijn de recent ingevoerde protonentherapie en de Da Vinci Robot. Als de overheid de voorgestelde maatregelen neemt kan zij de introductie van dit type nieuwe technologie beter in lijn brengen met maatschappelijke voorkeuren voor kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg.

Om te beginnen moet deze technologie met een omvangrijke investering en onduidelijke kosteneffectiviteit geïdentificeerd worden. Dit kan bijvoorbeeld door een meldplicht in te stellen voor zorgaanbieders die dergelijke technologie willen aanschaffen. Dit kan voorkomen dat de nieuwe technologie zonder toetsing het verzekerde pakket in stroomt en biedt de gelegenheid eerst meer informatie te verzamelen over de kosteneffectiviteit. Dit is van belang bij het besluit over definitieve toelating tot het pakket. Betere informatie kan bijvoorbeeld beschikbaar komen door meer internationale samenwerking van overheden en zorgaanbieders bij het verzamelen van gegevens over effectiviteit. Ook kan de overheid de prikkel van informatieverzameling verbeteren door van fabrikanten en zorgaanbieders te eisen dat zij de meerwaarde van nieuwe technologie vooraf aantonen op basis van duidelijk omschreven methodologische richtlijnen. In deze periode van onderzoek kan de technologie tijdelijk worden vergoed, eventueel buiten het verzekerde pakket en eventueel tegen dezelfde prijs als de bestaande goedkopere standaardbehandeling.

Bij het kritischer kijken naar het toelaten van nieuwe technologie is het zorgvuldig afwegen van voor- en nadelen van maatregelen uiteraard ook van belang: aanvullend onderzoek kost tijd en geld. Barrières kunnen de introductie vertragen van nieuwe technologie die wél kosteneffectief is.

Lees meer over